Uit het niets verscheen jij in mijn vizier,
alsof het toeval even stilstond
om ruimte te maken voor iets echts.
Je stond daar niet om gezien te worden,
en toch kon ik niet anders.
Je woorden vielen niet luid,
maar droegen gewicht,
alsof ze rechtstreeks
een vergeten deel van mij raakten.
Je sprak,
en terwijl je sprak,
verschoof er iets in de lucht,
alsof alles wat ik tot dan toe kende
plaats moest maken voor jou.
Ik wist nog niets van je
en toch
voelde ik het nablijven van je
aanwezigheid
als een fluistering op mijn huid.