Ik sta stil
waar licht je net niet raakt,
waar woorden zweven
maar nooit landen.
Je naam
ligt als vuur
onder mijn tong,
klaar om uit te breken,
maar ik zwijg.
In de stilte
adem ik je aanwezigheid,
alsof je schaduw
zich met de mijne vermengt
zonder dat je het merkt.
Ik volg de lijnen
van wat niet wordt gezegd,
de blik die je ontwijkt,
de huid die net niet de mijne zoekt.
Verlangen is geen roep,
het is een echo-
herhaald in mijn borst
elke keer dat je wegkijkt
en ik blijf.
Ik besta in dat tussenmoment,
waar jij bijna mij raakt,
maar net niet.
En toch blijf ik hopen
dat jij op een dag
mijn naam zegt
zoals ik jou voel.