Om mijn oud woonhuis peppels staan
'mijn lief, mijn lief, o waar gebleven'
een smalle laan
van natte blaren, het vallen komt.
Het regent, regent eender te hooren
'mijn lief, mijn lief, o waar gebleven'
en altijd door en
den treuren uit, de wind verstomt.
Het huis is hol en vol duisternis
'mijn lief, mijn lief, o waar gebleven'
gefluister is
boven op zolder, het dakgebint.
Er woont er een voorovergebogen
'mijn lief, mijn lief, o waar gebleven'
met leege oogen
en die zijn vrede en rust niet vindt.