Ten halven afgewrocht,
ontvangen, niet geboren;
gevonden algeheel,
noch algeheel verloren,
zoo ligt er menig rijm
onvast in mij, en beidt
den aangenamen tijd
van volle uitspreekbaarheid.
Zoo slaapt de botte in 't hout,
verdonkerd en verdoken;
geen blomme en is er ooit,
geen blad eruit gebroken;
maar blad en blomme en al,
het ligt erin, en beidt
den dag, den dageraad …
de barensveerdigheid.