Wij sliepen in zijn onachtzame kamers,
de deuren halfopen, de muren vol vocht.
Wij hoorden hem mompelen tussen de lakens,
wij voelden hoe het ons lichaam betrof.
's Ochtends drong door de wanden zijn vloek,
hij ranselde wetten in razende paarden.
Wij speelden hem na in een veilige hoek.
Wij waren met zes om zijn blik te verdragen.
Later sliepen wij in behoedzame kamers
met zwetende muren en deuren op slot.
Wij lagen te mompelen tussen de lakens,
en deden razend alsof.