an het nieuwe verhaal,
ons betreffend,
vaststaand, neutraal,
te slim om dadelijk weer weg te zakken
in de vetlaag, de warme grond
waarin wij als kinderen wroetten.
Iemand nam ons op
en sloeg ons in het oor
het voor ons bedoelde getal.
Zo begon het: eens in de stal
leerden wij onszelf vergeten,
niet bewegen, slapen en eten,
vlees te zijn tot de uiterste
gram.
2
In den beginne was er de modder.
‘s Nachts liep soms een zeug
door het beeld, hijgend en schommelend,
als door onze lust ingekleurd.
Brood en water, dagen stilstaand
als palen voor een hier vastgelegd lot.
Mens en dier samenslapend,
onscheidbaar, doortrokken van vocht.
En nergens een woord
om zichzelf aan te raken.
Tot God verscheen
met meetlood en planken
en ons een stal liet bouwen midden het veld
en ons leerde zijn beeld na te apen,
het vlees met het woord aan te raken,
de lust om te zetten in geld.