Toen ik hoorde dat het huis dat ik bewoonde
gestolen was vroeg ik de overheid wie
de eigenaar was. Zij zeiden: je hoofd zit vol as,
je bent nog zwak, je hebt geen idee van de strijd.
Toen ik hoorde dat de eigenaar in leven was
en in zijn jas de sleutel had, stuurde ik
de slotenmaker weg. Hij ging naar de overheid.
Daarna werd het slot aangepast.
Soms, op dagen dat iedereen bad en herdacht,
bewogen de lotgenoten zich in mijn hoofd.
Onder de as smeulde, nog zwak, een besef.
Maar de eigenaar bleef weg. Stilaan is het gedoofd.