De paarse vlinder is veelbetekenend.
De gepassioneerde bloem iets minder.
Het gras is zijn betekenis voorbijgegroeid.
Ik zit zonder.
Kijk, daar gaat de man wiens buurvrouw we delen.
Halfzes, op weg dus naar de verzamelplaats
Voor de leden van het irreƫel genootschap:
Zij die eeuwig leven.
Hij rent, schuddend met zijn boordevolle kop,
Rent op een mengsel van prehistorische olie
En vergetelheid uit dertienhonderd.
Maar hij verliest een rood papiertje.
Het valt, nee, dwarrelt uit zijn broek.
Een geur is het, zonder rust, geen gewicht,
Het dwarrelt, begint te buitelen,
Galoppeert achter de broekzak aan.
Vlinder, bloem, gras, ik,
We kijken het papiertje na
Met verschillende soorten van ontzag.
De avond wordt voelbaar.