Het is goed,
Je hebt je werk gedaan, tuinman,
En jij ook, honderdjarige kapitein,
Ook jij, verzorger van zieken, deed je werk.
Wees er tevreden over, wees er blij om,
Rust uit en begin opnieuw.
Ik kom jullie tegen en herken jullie,
Net zoals ik anderen herken, en nog weer anderen.
We zijn niet van elkaar gescheiden
Door onaanvaardbare pijnen
Of gevaarlijke straten of droge vlaktes
Die naar de kern van onze bedoelingen vragen.
Rust uit en begin opnieuw.
Ik kijk naar de doden,
Ik kijk naar hen die leven.
We halen herinneringen op
En lachen tegen kinderen die langskomen
En drinken water uit kleine kommen.
Als er vijgenbrandewijn is, drinken we die,
Vol geestdrift.
De krukken en stoelen zijn ons terwille,
Ze doen hun werk ook bij hevige kou.
De motoren van de bus helpen ons
Net als de bovenleidingen van de tram.
Op de grond liggen we met open mond
Te luisteren naar kraaien en lijsters.