M'n kleine simpel-goede daad,
Wat hebt ge vaak een winterziel
Met lenteblaƤn begroend,
En vaak een groot verlies vergoed
En menig over-trots gemoed
Stil met zichzelf verzoend.
Ge hebt, o kleine wonderheid,
Zo dikwijls wat gescheiden was
Weer innig saamgehecht,
En menig mond, belust op haat,
En menig streng en stuur gelaat
In milder plooi gelegd.
Mijn kleine simpel-goede daad,
Voor mij die in mijn broos bestaan
Geen grotere dromen mag,
Wees gij voortaan mijn grote taak,
Mijn stille vreugd...mijn enige wraak...
Mijn doel van iedre dag.